Louis Salomons Feuilleton 31– Amstel 188 Epiloog

Deze afbeelding heeft een leeg alt atribuut; de bestandsnaam is 31114381352-1.jpg

Van de huidige bewoner van de zolderetage aan de Amstel 188 waar Louis Salomons in de periode 1942-43 ondergedoken zat, kreeg ik interessante aanvullende informatie. Het blijkt het adres geweest te zijn waar Willem Frederik Hermans na de oorlog de novelle Paranoia schreef.

Hij schrijft: Paranoia lezen is misschien wel de beste manier om je vertrouwd te maken met de toestand waarin het pand zich vlak na de oorlog bevond. Het verhaal van Anton Cleever, die zich inbeeldt een ontvluchte SS’er te zijn, speelt zich af op de zolderetage van het huis (die Cootje in september 1942 huurde voor Louis en haarzelf, aanvulling Dlf). Veel elementen zijn nog herkenbaar, zoals de spiegeling van de rivier op de plafonds en de beschrijving van de hoge trap, die er nog steeds is.
Ik heb ook begrepen dat Hermans zelf op zolder woonde, maar later ruilde met zijn vriendin op de derde etage, omdat hij de sfeer er te beklemmend vond.
Het is ook interessant om te wijzen op het boek ‘Het Universum van Hermans’ van Max Pam, Hans Renders en Piet Schreuders uit 2023, dat het pand uitvoerig beschrijft. Ze hebben echter het verkeerde pand beschreven, namelijk een paar huizen verderop (het huidige nummer 182, aanvulling Dlf.)
Een bouwtekening van nummer Amstel 188 in de Beeldbank van het Stadsarchief van de Gemeente Amsterdam is de oorzaak van de verwarring. Het betreft een bouwtekening uit 1877. In 1915 vond er echter een hernummering van de Amstel plaats waardoor het pand 194 omgenummerd werd naar het huidige188. […] Kennelijk zijn de auteurs niet ter plekke gegaan om de situatie in ogenschouw te nemen.

Het huis moet na de oorlog in een bouwvallige toestand verkeerd hebben. Hermans beschrijft de trapleuningen die uit de muren dreigen te vallen, de krakende trappen, gebarsten, losliggende marmeren vloertegels waaronder je de ratten kunt horen scharrelen en met glaspapier beplakte ruiten.
Fascinerend is zijn beschrijving van de vliering, de ruimte waar Louis Salomons en Wolly de Leon ondergedoken zaten als er huiszoeking verricht werd: boven het dunne houten plafond van de zolder bevond zich een stoffige tentvormige ruimte onder het nok van het dak waar zich behalve het stof der eeuwen ook allerlei rommel had verzameld. Je moest eerst in de gang op een stoel te klimmen om je er in te kunnen wurmen.

Hoe kwam Hermans daar terecht?
Uit de woningkaart van Amstel 188 in het Stadsarchief blijkt dat Hendrika Weisz eind november 1945 de zolder verhuurde aan essayist, dichter en literair criticus Henri Albert Gomperts die toen nog bevriend was met W.F. Hermans. Hij was haar laatste huurder, want ze verhuisde zelf eind juni 1946 naar de Pieter de Hoochstraat 16 om daar met haar oude vriend en kersverse echtgenoot Wolf de Leon een nieuw leven te beginnen.

H.A. Gomperts schreef zich op 29 november 1945 in op het adres. Op 11 september 1946 schreef hij zich alweer uit. Hij zat toen al hoog en breed in Parijs als correspondent van het Parool. Het ligt voor de hand dat hij bij zijn vertrek de woning aan zijn vriend Hermans aanbood, die de ‘beklemmende’ zolderetage, waar hij voortdurend zijn hoofd stootte, al spoedig ruilde met de bewoonster van de de derde etage. Die bewoonster was beeldend kunstenaar Justine Louise (Juus) van Schayk-Hartman (1905-1970) die de ruimte gebruikte als atelier omdat daar bij haar thuis geen ruimte voor was. Ze kregen een relatie die bijna drie jaar zou duren.
Juus ontwierp de omslag van De tranen der acacia’s dat in 1949 verscheen bij Van Oorschot.

___________________________________________________________________________________

Met dank aan Frank Brouwers

Bronnen:

Stadsarchief Amsterdam
W.F.Hermans–Paranoia; Van Oorschot, 1953
Hans van Straten–Hermans zijn tijd zijn werk zijn leven

Geplaatst in Geschiedenis, Louis Salomons | Tags: , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Louis Salomons Feuilleton 30 — Een bankje in de zon

Op 17 juni van dat jaar kwam er een abrupt einde aan deze emotioneel uitputtende maar tot dan toe – naar oorlogsmaatstaven – in betrekkelijke rust verlopen periode.

Salomon Abas werd opgepakt toen hij in de Bachstraat in het voorjaarszonnetje op een bankje in het plantsoen op zijn vriendin zat te wachten schuin tegenover het Conservatorium. Bij nadere controle bleek zijn persoonsbewijs niet te deugen en hij droeg geen ster. Bovendien beantwoordde hij aan het stereotype beeld dat de bezetter van een jood had. Hij werd meegenomen naar het Hoofdbureau van de Gestapo in de Euterpestraat, een paar straten verderop.

Daar werd hij hardhandig verhoord. Van wie had hij dat valse persoonsbewijs gekregen? Waar zat hij ondergedoken? Het verhaal gaat dat hij een revolver tegen de slaap gezet kreeg toen hij een verhaal opdiste dat niemand geloofde en vervolgens doorsloeg. Hij vertelde dat hij zijn valse persoonsbewijs van een zekere mevrouw Oud had gekregen en dat hij ondergedoken zat aan de Amstel 188.

Daar werd nog diezelfde avond huiszoeking gedaan. Het huis werd door de SS grondig binnenstebuiten gekeerd. Cootje werd urenlang ondervraagd en moest zich de vreselijkste bedreigingen laten welgevallen. De onderduikers konden door het dunne plafond waarboven ze zich verscholen hadden alles horen Ook dit keer wist Cootje zich te beheersen. De onderduikers werden niet ontdekt. Hansje raakte echter voor het eerst in paniek. Ze begreep dat ontkennen geen zin had en dat het verraad van Salomon rampzalige gevolgen zou hebben voor haar en haar kinderen. Nu alles verloren was, ontstak ze in machteloze woede.
Ze werd gearresteerd en rond 12 uur ‘s nachts door een Duitse militair van de SS genaamd Klingenbiel afgeleverd bij het politiebureau aan de Houtmarkt en in hechtenis genomen, zo lezen we in het desbetreffende politiebericht in het Archief Amsterdam.

De volgende ochtend werd ze rond 10 uur opgehaald en naar het Adama van Scheltemaplein gebracht1 waar de Zentralstelle für jüdische Auswanderung was gevestigd. Vandaar werd ze naar het Huis van Bewaring overgebracht (of het de Weteringschans was of de Amstelveenseweg is onduidelijk). Ze bleef ruim een maand in hechtenis, voordat ze op 21 juli naar Kamp Vught werd getransporteerd. 
Op 28 december werd ze vrijgelaten. Ziekte, ontbering en mishandeling hadden een sterke vrouw geknakt. Ze was onherstelbaar beschadigd en werd nooit meer de oude.
Spreken over wat er gebeurd was, deed ze niet. Het ontging echter niemand hoezeer ze veranderd was. Ook haar huwelijk na de oorlog met Wolly de Leon kon het tij niet keren. Het werd in september 1947 na ruim een jaar alweer ontbonden.

Nadat de agenten van de SiPo ’s nachts het pand verlaten hadden en Hansje hadden meegenomen, was Cootje zo in de war dat ze niet meer op het wachtwoord kon komen waarmee ze onderduikers het signaal veilig placht te geven. Het duurde even voordat het haar weer te binnen schoot (het was: Alle Menschen werden Brüder) en de onderduikers uit hun schuilplaatsen durfden te komen. Hun eerste reactie was om zo snel mogelijk het huis te verlaten. Koelbloedigheid won het van paniek en ze besloten tot de ochtend te wachten uit vrees dat de Duitsers nog op de loer zouden liggen en hen allemaal zouden oppakken als ze het huis zouden verlaten. Bovendien was er een uitgaansverbod, wat een nachtelijke wandeling tot een levensgevaarlijk avontuur maakte.
Hansje jr. en Eduard zouden nog een paar dagen door Cootje verzorgd worden, daarna zou tante Rie ze onderbengen bij hun grootouders aan de Bloemgracht.

Pas toen de onderduikers er na uren wachten zeker van waren dat de kust veilig was en ze in de vroege ochtend de eerste tram piepend en knarsend over de Blauwbrug hoorden kruipen, verlieten ze in allerijl het huis dat hen zo lang bescherming geboden had en verspreidden zij zich in alle windrichtingen.

Salomon Abas werd naar Westerbork overgebracht. Op 29 juni werd hij met het 69ste transport naar Sobibor gedeporteerd, waar hij op 2 juli bij aankomst vermoord werd.

Salomon Abas, Programmaboek NJKO 21-11-1941

Naschrift

Naar aanleiding van deze catastrofale gebeurtenis blijft een vraag onbeantwoord: wat bewoog Salomon Abas om de halve stad door te lopen en in het voorjaarszonnetje op een bankje te gaan zitten om de hoek van het hoofdkantoor van de Gestapo? Zo ongeveer in het hol van de leeuw, zonder ster op zijn jas en met een vals identiteitsbewijs?
Men zegt dat hij daar zat omdat hij er met zijn vriendin had afgesproken, maar waarom nam hij zo’n risico en bracht hij niet alleen zichzelf maar ook zijn medebewoners aan de Amstel in gevaar met zijn actie? Hield hij het niet meer uit op zijn onderduikadres, was hij buiten zinnen geraakt door het langdurig isolement?  Hij zou de eerste niet zijn, die dat overkwam.
Of was het toch de liefde die hem verblind had? Wat het ook is geweest, hij heeft het met de dood moeten bekopen.

___________________________________________________________________________________

Sociaal Rapport Stichting 1940-1945 Jacoba Alida Polak-Oud dd1988
Archief Amsterdam
Interview Wim de Haan met Hendrika Weisz jr., oktober 2023

Geplaatst in Geschiedenis, Louis Salomons | Een reactie plaatsen

Louis Salomons Feuilleton 29 — Paul en Lotte Auerbach deel 1

De enige foto die van Paul Auerbach bekend is, gemaakt rond 1915

In het voorjaar van 1943 werd er andermaal een beroep op Cootje gedaan. Ditmaal was het haar vriendin Janny van Wering die haar hulp inriep. 
Het echtpaar Paul Auerbach (1897-1944) en Lotte Seligsohn (1895-1944), goede vrienden van Janny’s verloofde de jurist Herman Jan Scheltema, had aan de Duitsers weten te ontsnappen, toen ze uit hun huis aan de Michelangelostraat 35 gehaald waren om op transport gesteld te worden naar Westerbork. Ze hadden alles achter moeten laten. Ze hadden hun toevlucht gezocht bij Scheltema en Van Wering aan de Stadhouderskade 136. Ze hadden dringend hulp nodig1.

Onderduiken aan de Stadhouderskade ging niet, maar Scheltema wist een oplossing. Hij bracht het echtpaar onder op de Amsteldijk 19 driehoog, praktisch om de hoek, waar hij bij zijn vriend de schilder (en jurist) Sybo Sjollema kamers huurde.
De Duitsers hadden deze woning in 1942[2]verzegeld, toen ze op zoek naar hem waren omdat hij als docent Byzantijns recht aan de Universiteit zijn mening over het Nationaal Socialisme niet onder stoelen of banken had gestoken. Op aandringen van hoogleraar Apeldoorn (een fanatieke NSB’er) was hij in 1942 ontslagen. 

Sindsdien had de woning leeggestaan, de Duitsers waren er ook niet meer geweest, nadat ze zich tot Scheltema’s woede over zijn meubilair hadden ‘ontfermd’. 
De zolderetage zou gedurende ruim een jaar een veilig onderduikadres voor de Auerbachs zijn. Ze hadden er het rijk voor zich alleen, want Sjollema was meestal aan het werk in zijn atelier aan de Amstel 244. Daar had hij ook zijn twee jonge kinderen ondergebracht voor wie hij zorgde nadat hij in 1936 van zijn vrouw de danseres Maria Petrelli (haar echte naam was Maria Roiz Gutierrez) gescheiden was.

Wie was Paul Auerbach?
Herman de la Fontaine Verwey bibliothecaris van de Universiteits Bibliotheek van Amsterdam schetst een liefdevol portret van hem in het voorwoord van Bibliotheca Auerbachiana Catalogus van de collectie Neograeca.
[..]Paul Auerbach zoon van een Amsterdamse bankdirecteur stond bekend als levensgenieter en fanatiek boekenliefhebber. Hij had in de loop der jaren een filologische boekerij opgebouwd die op gebieden als Byzantinologie, Nieuw-Grieks en vroege drukken van het klassiek Grieks in ons land nauwelijks zijn weerga had [..].
Hij was een markante verschijning in de Amsterdamse antiquaren wereld, met zijn corpulente gestalte en zijn onafscheidelijke sigaar. Zijn leven had hij zo georganiseerd dat hij dagelijks op zijn fiets een vaste tournee maakte langs de Amsterdamse antiquariaten op zoek naar die ‘witte raaf’ die nog aan zijn collectie ontbrak[…].
[..]In tegenstelling tot de eigenaar heeft de bibliotheek de gevaren van de oorlogsjaren doorstaan. Slechts één onderdeel, het minst kostbare, de moderne Nieuw-Griekse bellettrie ging verloren. Na de oorlog kwamen de andere delen van de bibliotheek na veel omzwervingen in handen van de Universiteits Bibliotheek in Amsterdam, zoals Auerbach altijd gewenst had, een instelling waarin zoals hij in zijn gebruikelijke overdrijving placht te beweren, geen enkel Grieks boek aanwezig was.[..]

Zijn boekenliefde ging zo ver dat toen hij vernam dat zijn vriend Abraham Horodisch oprichter van Antiquariaat Erasmus op zoek was naar een nieuwe vennoot hij meteen zijn hulp aanbood. Hij dempte de schuldenput met een aanzienlijk bedrag en werd stille vennoot. 

De andere grote liefde in zijn leven was Lotte (Sophie Charlotte Seligsohn, Berlijn 1895). Hoe Paul en Lotte elkaar hebben leren kennen, is niet bekend. Ze trouwden in 1933 in Monmouth, een stadje in Wales op de grens met Engeland, waar een zuster van Lotte woonde. 

Aanvankelijk trokken ze in bij de ouders van Paul op de Keizersgracht 522, maar in 1935 verhuisden ze naar de Michelangelostraat 35 op een steenworp afstand van de Christelijke HBS op het Adama van Scheltmaplein. Daar vestigden de Duitsers in 1941 de Zentralstelle für Judische Auswandering van waaruit de deportatie van de joden werd gecoördineerd en waar opgepakte joden werden gevangengezet voordat ze op transport gesteld werden.

Joop Sjollema beschreef het echtpaar Auerbach als ‘twee hele mooie, zeer verfijnde en van een grenzeloze melancholie doortrokken mensen.

Waarschijnlijk had Scheltema de bibliotheek al eerder uit de Michelangelostraat weggehaald en verspreid over verschillende adressen met de hulp van Janny en een vriend de classicus Karel Voortman3. Dat was een daad die uiterste koelbloedigheid vergde, want dit moest gebeuren onder het wakend oog van de Sicherheits Polizei, die pal om de hoek in de Euterpestraat haar hoofdbureau had gevestigd. Er liep in de buurt heel wat ‘grau’ op straat. Op het verbergen van joodse eigendommen stonden strenge straffen.

Het meubilair kon niet meer gered worden. Lotte schonk een deel van haar garderobe aan de bovenbuurvrouw met de mededeling dat ze alles mocht houden als ze niet meer terugkwam.
De wintergarderobe werd bij Yvonne Georgi gestald. Georgi was een choreografe met wie Scheltema een kortstondige relatie had gehad. Ze kwam regelmatig bij Van Wering op bezoek. Ze was inmiddels getrouwd met de dirigent en muziekrecensent van de Telegraaf Louis Arntzenius en ze woonde vlakbij in de Courbetstraat 324

Een onderjurk van Lotte Auerbach; collectie Joods Museum.
De dochter van Lottes bovenbuurvrouw uit de Michelangelostraat schonk het kledingstuk aan het Joods Museum;

Kort daarop werd de woning van de Auerbachs tijdelijk in gebruik genomen door de Joodse Raad die er een Voorlichtingsbureau in vestigde, zo valt te lezen in het Joodsche Weekblad van 14 mei 1943.

Vanaf het moment dat de Auerbachs de zolder op de Amsteldijk betrokken, nam Cootje de zorg voor hen op zich. Dagelijks bezocht ze Paul en Lotte om hen van de eerste levensbehoeften te voorzien. Dat was niet eenvoudig, want extra bonkaarten kreeg ze natuurlijk niet voor het echtpaar. Ze had bovendien ook nog de zorg voor de onderduikers aan de Amstel 188. Haar grootmoeder had ze na de dood van opa in november 1942 ondergebracht in de Karthuizerhof in de Jordaan, dat was een zorg minder.
Vindingrijk als ze was, wist ze echter steeds weer wat bij elkaar te scharrelen. Desnoods gebruikte ze haar eigen bonkaarten.
Eind april toen het geld echt op was, verpandde ze de winterjas van Louis voor 70 gulden en haar gouden sigarettenkoker voor 320 gulden bij de Bank van Lening. Hiermee kon ze de 200 gulden terugbetalen die ze van haar AJC vriendin Willy Coopman geleend had en het met de rest nog een paar weken uitzingen. Eind mei was ook dat geld op en nu wendde ze zich tot de Gemeentelijke Sociale Dienst voor steun. Die zou via het Gemeentelijk Arbeidsbureau werk voor haar zoeken, maar uiteindelijk ging dit niet door omdat Cootje toch weer wat werk bij de omroep kreeg5.

Lotte Auerbach leed aan een spierziekte. Ze gebruikte Dolantine om de pijn te verzachten. Dit geneesmiddel (een krachtig synthetisch opiaat) was slechts op doktersrecept verkrijgbaar. Om het te verkrijgen was Cootje aangewezen op de immer slinkende groep joodse huisartsen in de stad. Ze maakte een ronde langs de huisartsen die via de rubriek ‘Medische Hulp’ in het Joodsche Weekblad eenvoudig te vinden waren. Uiteindelijk kwam ze terecht bij een jonge arts Mozes Hartog Polak6 een van de laatste joodse studenten in de medicijnen die in 1941 aan de Universiteit van Amsterdam nog hun bul hadden gekregen, voordat ze van de universiteit werden verbannen. 

Polak was op de Houtmarkt (zoals het Jonas Daniel Meijerplein vanaf 1942 door de bezetter genoemd werd) op 5 mei 1941 een praktijk begonnen zo blijkt uit een annonce in het Joodsche Weekblad. Die leverde niet veel op. Hij mocht alleen joodse patiënten helpen en daarvan waren er steeds minder. Daarom was hij als keuringsarts bij de Joodse Raad in dienst getreden. Hij trachtte mensen te vrijwaren van deportatie door ze af te keuren voor werk in de kampen. De baan bij de Joodse Raad leverde hem bovendien een ‘Sperre’ op, waardoor hij (althans voorlopig) vrijgesteld was van transport naar het oosten.
Polak heeft Cootje vermoedelijk enkele malen van een recept voor Dolantine voorzien. In mei 1943 dook hij onder uit angst voor razzia’s en deportatie7.

Op een kwade dag kwam Cootje voor een dichte deur te staan. Hoe ze het voor elkaar kreeg om toch ergens het onderduikadres van de arts te achterhalen, weten we niet. Ze zal ongetwijfeld al haar overredingskracht nodig gehad hebben. Polak bleek met zijn vrouw ondergedoken te zijn bij familie, in de buurt van de Overtoom, een flink eind lopen vanaf de Houtmarkt.
Hij was woedend toen Cootje hem op zijn onderduikadres kwam lastigvallen. Hij wees haar kordaat de deur. Was ze nu helemaal gek geworden? Ze had zijn adres helemaal niet mogen hebben. Hoe was ze eigenlijk daaraan gekomen? Begreep ze dan niet hoe ze iedereen in gevaar had gebracht met haar dwaze actie? Dacht ze werkelijk dat hij nu nog aan medicijnen kon komen?
Diep bedroefd en met lege handen keerde ze weer terug naar de Amsteldijk om Lotte het slechte nieuws te brengen. Hoe ze na dit voorval aan Dolantine heeft kunnen komen, is niet bekend.

In de loop der maanden ontstond tussen de Auerbachs en Cootje een steeds sterkere band. Paul en Lotte waren elke weer verheugd om haar te zien. ‘Daar komt ons zonnetje in huis’ placht Paul te zeggen als ze weer met haar tas vol levensmiddelen de trap op kwam gestommeld. Zoals Cootje later zei: de Auerbachs die kinderloos waren en een stuk ouder waren dan ik, beschouwden mij bijna als een dochter. Later, zo zeiden ze, als de oorlog voorbij zou zijn, zouden ze naar de Verenigde Staten vertrekken en Cootje meenemen8.

Het was niet alleen voor de onderduikers maar ook voor Cootje emotioneel een uitputtende tijd. Ze stond er praktisch alleen voor. Janny was voornamelijk bezig met haar muziek. Ze ging wel eens een enkele keer mee, maar dan was het voor de gezelligheid. Ze was sowieso niet zo’n zorgzaam type. Herman met wie ze de verloving verbroken had, zat inmiddels ondergedoken ergens op de Drentse heide.

Naast de steeds terugkerende zorg om voldoende eten en andere levensbehoeften bij elkaar te scharrelen, was er de voortdurende angst dat ‘haar’ onderduikers verraden en opgepakt zouden worden, een angst die toenam naar mate de Duitse moordmachine in de loop van1942 en ‘43 steeds meedogenlozer om zich heen sloeg. Arrestaties en razzia’s waren aan de orde van de dag met als dieptepunt de razzia van 20 juni 1943, waarna er bijna geen jood meer over was in de stad. 

Desondanks bleef het huis aan de Amsteldijk gespaard voor huiszoekingen door de Duitsers en was alles naar omstandigheden onder controle, maar aan de Amstel 188 zou de situatie volledig uit de hand lopen, zodat Cootje en Louis plotseling op zoek moesten naar een andere plek.

Klik hier voor Paul en Lotte Auerbach deel 2

Amsteldijk 19, hoek Tweede Jan Steenstraat; plm 1980

__________________________________________________________________________________

  1. Sociaal Rapport Stichting 1940-1945 Jacoba Alida Polak-Oud ↩︎
  2. E.W.A. Hensen – Langs zelfgekozen paden; Querido 1992; p 104 ev. ↩︎
  3. E.W.A. Hensen – Langs zelfgekozen paden; Querido 1992; p 108 ↩︎
  4. E.W.A. Hensen – Langs zelfgekozen paden; Querido 1992; p 238 ↩︎
  5. E-mail Willem de Haan 21-11-2023 Archief Gemeentelijke Dienst voor Sociale Zaken, ↩︎
  6. Joodsche Weekblad 17 mei 1943 – laatste vermelding van M.H.Polak in de rubriek Medische Hulp ↩︎
  7. Interview met Peter Polak, zoon van J.A.Polak-Oud; 26 december 1922 ↩︎
  8. Sociaal Rapport Stichting 1940-1945 Jacoba Alida Polak-Oud ↩︎
Geplaatst in Geschiedenis, Louis Salomons | Tags: , , , , , , , | 1 reactie

Louis Salomons Feuilleton 28 — Amstel 188

Amstel, v.r.n.l. 176 gedeeltelijk-190 gedeeltelijk.
Amstel 188 is het vijfde huis links van de hoek.
De schoorsteen op de achtergrond hoorde bij diamantslijperij Holshuijsen en Stoeltie

Amstel 188

Via Salomon Abas, de dirigent van het Nieuw Joods Kamer Orkest wist Louis een onderduikadres te regelen bij zangeres Hendrika Weisz aan de Amstel 188. Cootje huurde in september 1942 illegaal de zolder. Officieel schreef ze zich weer in bij haar oude vriendin Janny van Wering aan de Stadhouderskade 1361.

Louis hield zijn woning aan de Reggestraat aan. De grootouders van Cootje waren daar immers ingetrokken bij de jonggehuwden in juli 1941. Ze hadden tot dan toe bij Cootjes moeder en stiefvader ingewoond in de Van Houweningenstraat 40 driehoog. De zorg voor haar door reuma gekwelde echtgenoot en haar bejaarde ouders groeide haar boven het hoofd, zodat ze besloot dat opa en oma naar de Reggestraat moesten verhuizen. Daar konden Louis en haar dochter een oogje op hen houden2.

Henrika Weisz (1908-1989), men noemde haar Hansje, was een bekende verschijning in de Amsterdamse artistieke kringen. Anders dan haar naam deed vermoeden was ze niet joods. Ze had een relatie met tenor Machiel Gobets (1905-1945) aan welke verbintenis zij twee kinderen Hansje jr (1936) en Eduard (1934) had overgehouden. Gobets was in zijn tijd een geliefde vertolker van het lichtere repertoire. Hij zong vooral operette, joodse liedjes en kleinkunst. Hij stond bekend om zijn zoetgevooisde stem en zijn losbandige levensstijl. Bovendien heiligde hij de sabbat niet, waardoor de rabbijn hem verbood om nog langer in de synagoge te zingen3

Machiel Gobets

In april 1939 betrokken Hansje en Machiel samen met de kinderen het pand aan de Amstel 188. Het was een van die hoge, smalle en diepe grachtenpanden waar de Amsterdamse binnenstad zo rijk aan is, een onoverzichtelijk kruip-door-sluip-door huis met een bedrijfsruimte op de begane grond, drie verdiepingen en een ruime zolder.
Het huis was veel te groot voor een gezin van vier. Hansje had dit huis juist gekocht om naast haar zangcarrière met de verhuur van kamers extra inkomsten te hebben. Het pand stond voordien bekend als Pension Amstelzicht4. Het was gelegen op een steenworp afstand van het bruisende Rembrandtplein en werd omsloten door de niet minder bruisende Amstelstraat en Wagenstraat, waar men zich op elke gewenste wijze kon ontspannen. Een erg rustig huis zal het niet geweest zijn: geluiden van de omliggende kroegen en danslokalen moeten zeker doorgedrongen zijn tot de woning.

De woningkaarten van het pand in het Amsterdamse stadsarchief zijn door de talrijke doorhalingen weinig overzichtelijk, wel laten ze zien dat het een komen en gaan van huurders geweest moet zijn.
Enkelen van hen spelen een rol in dit verhaal.

In de herfst van 1939 verhuurde Hansje een kamer aan makelaar en bouwkundige Wolf (Wolly) de Leon (1907-1982). Hij verhuisde alweer in 1940 naar een etage in de Van Baerlestraat 865, maar in september 1942 keerde hij terug om Hansjes eerste onderduiker te worden.

In de zomer van 1941 huurde muzikaal wonderkind, violist, dirigent en componist Salomon Abas (1900-1943) woonruimte samen met zijn derde echtgenote de gerenommeerde pianiste Franziska Schotter6. Abas was in de jaren dertig onder zijn artiestennaam James Walton beroemd geworden onder andere met de revue ‘Hier Parkeren!’.7
Hij nam ook de bedrijfsruimte op de begane grond in gebruik als kantoor voor de administratie van het Nieuw Amsterdams Kamer Orkest, dat eind 1941 op last van de bezetter omgedoopt moest worden in Nieuw Joods Kamer Orkest. 
Het huwelijk tussen Salomon en Franziska hield echter geen stand. In februari 1942 begon ze een relatie met de joodse musicoloog Felix Bing. Beiden zouden de oorlog overleven. Ze kwamen in Westerbork terecht, waarvandaan ze naar Bergen-Belsen gedeporteerd werden. Ze hadden geluk. In januari 1945 maakten ze deel uit van een uitwisselingstransport naar Algiers8. Uiteindelijk vestigden ze zich in New York.

Machiel Gobets verhuisde in juni 1942 nadat de relatie met Hansje gestrand was om januari 1943 weer in het huwelijk te treden9. De zus van Hansje Maria Petronella, ook wel tante Rie genoemd kwam voor hem in de plaats. Ze paste op de kinderen en hielp mee in het huishouden nu Hansje er alleen voorstond.

Gobets had als medewerker culturele zaken van de Joodse Raad een zg. Sperre, dwz hij was – althans voorlopig – vrijgesteld van deportatie. Desondanks werd hij in mei – juni 1943 opgepakt en naar Westerbork overgebracht. Daar zou hij enkele malen optreden met joodse volksliederen en liederen uit de operette Gräfin Mariza. In januari werd hij op transport gesteld naar Theresienstadt, waar hij nog vele malen zou optreden. In september 1944 werd hij via Sachsenhausen overgebracht naar Dachau, waar hij op 20 april 1945 zou bezwijken aan de gevolgen van tyfus10.

Toen in de loop van 1942 het duidelijk werd door de elkaar in rap tempo opvolgende anti-joodse maatregelen dat joden maar beter konden onderduiken, liet Hansje hier en daar de vloeren in het huis wat ophogen, enkele wanden verdubbelen en wat extra kastruimte timmeren, zodat ze makkelijk een paar onderduikers kwijt kon11. Want dat ze haar joodse vrienden moest helpen, dat stond voor haar vast.

Vanaf september 1942 vond een aantal onderduikers een veilig onderdak aan de Amstel:
Allereerst de hiervoor genoemde Wolly de Leon. Vervolgens vond zanger Aron (bekend als Iwan) Mindlin (1917-1987), een bekende uit de joodse artistieke kringen er een onderkomen. Er moet ook nog een contrabassist ondergedoken gezeten hebben, maar diens naam is niet bekend.
Dan was er natuurlijk Louis, die samen met Cootje de zolderetage huurde zoals we hierboven gezien hebben. En tot slot Salomon Abas die in zijn eigen huis onderdook12.

Als voormalig pension Amstelzicht had het huis nooit een gunstige reputatie genoten bij de politie en ook de bezetter hield het goed in de gaten, ondanks het feit dat Hansje het pension opgedoekt had en alleen kamers voor de langere termijn verhuurde.
Er werden dan ook regelmatig huiszoekingen gedaan gericht tegen eventuele onderduikers, maar het lukte Hansje en Cootje steeds weer om de Duitsers om de tuin te leiden13

Boven de zolder waar Louis en Cootje woonden, bevond zich nog een vliering waar Louis en ook Wolly zich konden verschuilen. 
Wanneer tijdens huiszoekingen Cootje gevraagd werd wat ze eigenlijk op dit adres deed, waar zij volgens haar persoonsbewijs niet woonde, antwoordde ze steevast dat ze daar kwam om dwarsfluit te studeren, aangezien ze dat thuis op de Stadhouderskade niet kon14

Tijdens die ondervragingen ging het weinig zachtzinnig toe. Terwijl het hele huis ondersteboven gekeerd werd, kreeg Cootje allerlei sadistische dreigementen naar haar hoofd geslingerd en werd ze seksueel bedreigd.  Intussen zat Louis op zijn vliering en kon het allemaal horen. Het moet een vernederende ervaring geweest zijn15.

Ondanks zijn valse persoonsbewijs kwam Louis zo min mogelijk buiten. 
Van Hansje Weisz junior weten we dat hij veel met haar en haar broertje speelde. De kinderen waren dol op hem, omdat hij altijd grapjes maakte en hen allerlei goocheltrucjes leerde16. Het kan bijna niet anders of hij heeft ook fagot gestudeerd. Hoe kon hij anders ‘ in vorm’ blijven? Misschien met een demper of ergens in een kast op de zolder? Helaas is daar niets over bekend.
Maar het feit dat hij na bijna drie jaar in onderduik te hebben gezeten op eerste de dag na de capitulatie al weer bij het Concertgebouw voor de deur stond voor de eerste naoorlogse repetitie alsof hij nooit weg geweest was en begin september het publiek – en de recensent van de Waarheid – wist te ontroeren met zijn solo’s in Rimsky Korsakows Scheherazade17, bewijst dat hij tijdens zijn onderduik niet aan techniek had ingeboet en zijn embouchure goed op peil had weten te houden.

Tussen september 1942 tot mei 1943 kwam Kees Krom eens per week op les18. Dat moet een welkome onderbreking van het geïsoleerde onderduikersbestaan geweest zijn. Waar die lessen plaatsvonden is niet duidelijk. Maar het is aannemelijk dat er in het huis dat zo’n twintig meter diep was en aan alle kanten ingebouwd, wel ergens achterin een geschikte geluidsdichte ruimte te vinden was. 

Cootje was in korte tijd een onmisbare steun en toeverlaat voor Hansje geworden19. Ze voorzag in de dagelijkse levensbehoeften van de onderduikers, hielp met het huishouden en bracht de laatste nieuws uit de buitenwereld over; meestal slecht nieuws. Razzia’s, arrestaties, executies, toenemende armoede, de oorlog scheen bovendien eindeloos te zijn.

Louis zag zijn familie steeds kleiner worden. Sommige van zijn familieleden waren op transport gesteld, anderen zaten ondergedoken, zoals zijn neef Samson, met wie hij een jaar in het Palestine Symphony Orchestra had gespeeld. Die zat een paar straten verderop in de Kerkstraat 411 op driehoog ondergedoken. De neven zouden elkaar pas na de oorlog weer ontmoeten voordat Samson in 1946 naar Zuid-Afrika emigreerde20.

Het trieste nieuws uit Westerbork van het overlijden van zijn oom en muzikale mentor Joseph Samuel de Groen in april 1943 moet als een grote schok gekomen zijn. Het bejaarde echtpaar De Groen was in maart uit hun huis gehaald aan de Burmanstraat 35 en op de trein naar Westerbork gezet21. Daar was Joseph ernstig ziek geworden. De grote Willem Mengelberg had zich in eigen persoon ingezet om De Groen als zg. Verdienstjude op de Barneveldlijst te krijgen, maar zijn verzoek kwam te laat22.
Tante Estella die zo mooi piano kon spelen en haar man zo vaak begeleid had bij tal van gelegenheden, kwam niet in aanmerking voor een ‘Sperre’, ze werd eind april op de trein naar het oosten gezet23.

Wat dat betekende begon zo langzamerhand bekend te worden door de berichtgeving van de BBC, die men op zijn clandestiene radiotoestel goed kon ontvangen. Wat er in het oosten met de joden gebeurde was echter zo gruwelijk dat velen het weigerden te geloven. Men wilde het niet weten. Wie niet wist, kon wel vermoeden, want hoeveel brieven men ook naar gedeporteerde familieleden en kennissen stuurde, er kwam nooit een antwoord terug.

Van Aron (Ivan) Mindlin weten we dat hij actief was in het verzet. Hij was betrokken bij de aanslag op het bevolkingsregister op 27 maart 1943. Het overgrote deel van de verzetsgroep die de aanslag pleegde, werd na verraad opgepakt en begin juli geëxecuteerd. Mindlin wist de dans te ontspringen evenals Gerrit van der Veen die de aanslag geleid had24
Ivan was een veelzijdig mens. Hij trad al in 1938 op in het Muzieklyceum op als zanger. Na de oorlog nam hij aanvankelijk zijn oude beroep van musicus en acteur weer op, maar vanaf 1950 was hij ook werkzaam als journalist (tijdens de Zesdaagse oorlog interviewde hij Golda Meir), tv-presentator en documentairemaker. Hij emigreerde in 1972 naar Engeland waar hij in 1987 stierf25.

Tussen Wolly de Leon en Hansje bloeide na het vertrek van Machiel Gobets een romantische relatie op, die na de oorlog zou uitmonden in een kortstondig huwelijk26.

Het ging bijna een jaar goed aan de Amstel 188. Tot aan het voorjaar van 1943 wisten de bewoners de bedreigingen van de kant van de bezetter te doorstaan. Er werden enkele huiszoekingen gehouden, maar de bewoners hadden zich blijkbaar goed georganiseerd. Bovendien wisten Cootje en Hansje bij die gelegenheden hun koelbloedigheid te bewaren, zodat de bezetter steeds onverrichter zake vertrok. Het huis moet een ideale biotoop geweest zijn voor een onderduikers. Het was oud en vervallen, rommelig met overal kamertjes en berghokken, overal mensen, kortom een ware kwelling voor hen die de huiszoeking moesten verrichten27.

Het zou echter niet lang duren voordat er een abrupt einde kwamen deze – naar oorlogsmaatstaven – in betrekkelijke rust verlopen periode.

Met dank aan Willem de Haan en Peter Polak

___________________________________________________________________________________

  1. Sociaal Rapport Jacoba Alida Oud-Polak Stichting 1940-1945, dd 27-08-1988 
    ↩︎
  2.  idem↩︎ ↩︎
  3. Joods Monument ↩︎
  4. Gemeente Amsterdam Stadsarchief (GAS) – Woningkaart Amstel 188 ↩︎
  5. Gemeente Amsterdam Stadsarchief (GAS) – Woningkaart Van Baerlestraat 86 ↩︎
  6. Gemeente Amsterdam Stadsarchief – Archiefkaart ↩︎
  7. Wikipedia ↩︎
  8. Arolsen Archief ↩︎
  9. Joods Monument ↩︎
  10. Joods Monument ↩︎
  11. W.J.M. de Haan – Interview met Hansje Weiss jr., november 2023. ↩︎
    ↩︎
  12. W.J.M. de Haan – Interview met Hansje Weiss jr., november 2023 ↩︎
  13. Sociaal Rapport Jacoba Alida Oud-Polak Stichting 1940-1945, dd 27-08-1988  ↩︎
  14. Sociaal Rapport Jacoba Alida Oud-Polak Stichting 1940-1945, dd 27-08-1988  ↩︎
  15. Sociaal Rapport Jacoba Alida Oud-Polak Stichting 1940-1945, dd 27-08-1988  ↩︎
  16. W.J.M. de Haan – Interview met Hansje Weiss jr., november 2023 ↩︎
  17. De Waarheid; recensie; 05-09-1945  ↩︎
  18. De Lachende Fagottist – Interview met Erik Krom, april 2023↩︎ ↩︎
  19. W.J.M. de Haan – Interview met Hansje Weiss jr., november 2023. ↩︎
  20. De Lachende Fagottist – E-mail Ferdinanda Hanke-Struve; mei 2020. ↩︎
  21. Arolsen Archief  ↩︎
  22. Pauline Micheels–Muziek in de schaduw van het Derde Rijk; Walburg Pers 1993; p. 195  ↩︎
  23. Arolsen Archief ↩︎
  24. Website Instituut Sociale Geschiedenis, februari 2024  ↩︎
  25. Joods Monument ↩︎
  26. Gemeente Amsterdam Stadsarchief (GAS) – Archiefkaarten Henrika Weisz en Wolf de Leon  ↩︎
  27. Sociaal Rapport Jacoba Alida Oud-Polak Stichting 1940-1945, dd 27-08-1988 S ↩︎
Geplaatst in Geschiedenis, Louis Salomons | Tags: , , , , , , , , , , , | Een reactie plaatsen

Louis Salomons Feuilleton 27 — Vier fagotspelers

Dat is de toepasselijke titel van deze foto, gemaakt op 6 februari 1946 in het Concertgebouw door fotograaf Koos Raucamp. Raucamp maakte in de periode januari/ februari een groot aantal fotos van de verschillende instrumentengroepen en musici van het Concertgebouw Orkest. Dit is er één van.
Helaas staan de namen van de fagottisten er niet bij niet vermeld.
Louis Salomons, Frans Odijk kennen we natuurlijk, maar wie zijn nummer drie en vier? Naar ik vermoed is de derde fagottist Jacques Bos en is de contrafagottist M. Rood.

Opvallend is de plaats waar de foto gemaakt is, namelijk in de balkonzaal van het Concertgebouw onder het schilderij van het Concertgebouw Sextet van klarinettist/ kunstschilder Johan van Hell (1889-1952). Van Hell was een uitzonderlijk dubbeltalent. Hij was aanvankelijk klarinettist in het Concertgebouw Orkest, maar koos uiteindelijk voor een carrière als kunstschilder.
Louis zit hier onder het toeziend oog van zijn oom Joseph de Groen (1867-1943), die links op het schilderij duidelijk te zien is.
Saillant detail: Thom de Klerk ontbreekt!

Ook het inpakken van de instrumenten werd door Raucamp vereeuwigd. Datum van de foto is 31 januari 1946. Hier zien we Louis Salomons en Frans Odijk na een repetitie; er was pas op 3 februari weer een concert.

Met dank aan Prof. W.J.M. de Haan

Geplaatst in Geschiedenis, Louis Salomons | Tags: , , , , , | Een reactie plaatsen