Louis Salomons Feuilleton 22 – Een inktzwarte hemel

Het Joods Symphonie Orkest 1941

Een bliksemcarrière gefnuikt

Op het eerste gezicht leek een huwelijk Cootje Opdam en Louis Salomons een uitweg te bieden voor het onheil dat Louis als ‘driekwart jood’ te wachten stond. ‘Gemengd gehuwden’ werden voorlopig met rust gelaten. Alleen al daarom leek het een goed idee om te trouwen, afgezien natuurlijk van het feit ze smoorverliefd op elkaar waren en bij elkaar wilden zijn.

Het stel trouwde op 12 februari 1941, maar een eerste teleurstelling volgde al spoedig: hun huwelijk verhinderde niet dat Louis met ingang van 9 juni 1941 werd ontslagen uit het Concertgebouw Orkest, als één van de zestien joodse orkestleden.

Het Concertgebouworkest had net als de andere orkesten pas op 19 april de oekaze van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten ontvangen, waarin de Nederlandse orkesten werd bevolen om de arisering nog voor het eind van het concertseizoen, dus juli 1941 door te voeren. Het ontslag had echter al enige tijd in de lucht gehangen.
Bij de overijverige Nederlandse omroep in Hilversum waren alle joodse musici en medewerkers al in de zomer van 1940 ontslagen, de joodse ambtenaren volgden in de herfst, het was een kwestie van maanden dat de orkestmusici aan de beurt zouden komen.
Desondanks kwam het ontslag hard aan. Wel werd er nog drie maanden loon uitbetaald, maar daarmee was de kous af.

Voor Louis kwam daarmee een einde aan een harde, maar nuttige leerschool waar hij op het hoogste niveau had leren musiceren onder de leiding van Willem Mengelberg die, ondanks zijn afnemende motivatie om in Amsterdam te dirigeren, tot aan het begin van de oorlog nog steeds een bijna goddelijke status genoot, totdat hij na een publicatie in de Völkischer Beobachter met luid geraas van zijn voetstuk viel, toen bleek dat hij tijdens zijn verblijf in Duitsland een goed glas champagne gedronken had op de Duitse bezetting van Nederland.

Salomons had in die drie seizoenen bij het Concertgebouw Orkest niet alleen aan een ontstellende hoeveelheid concerten meegewerkt, maar ook aan een stuk of dertig radio- en plaatopnames. Werken van Strauss, Beethoven en Brahms, Debussy en een handvol Nederlandse componisten, het is een imponerende lijst, met als een van de hoogtepunten de radio-opname van het tweede vioolconcert van Bartok, een wereldpremière met solist Zoltan Szekély1, die een goede vriend van Bartok was. 

Een ander hoogtepunt moet wel zijn eerste solistische optreden met het orkest geweest zijn op 23 januari 1940 in Die Geschöpfe des Prometheus van Beethoven onder leiding van Eduard van Beinum. Een concert dat plaatsvond in de AVRO-studio in Hilversum. De recensent van De Tijd roemt de stijlvolle superieure uitvoering waaraan vooral harpiste Rosa Spier, dwarsfluitist Hubert Barwahser, klarinettist Rudolf Gall en Louis Salomons een groot aandeel hebben gehad.

Uit de Gooi en Eemlander van 23 januari 1940 (bron: Delpher)

Ondanks het hoge spelniveau en de moordende werkdruk, was Louis met vlag en wimpel geslaagd voor zijn vuurdoop, zo blijkt uit het verzoek van Mengelberg aan het DVK (Departement van Volksvoorlichting en Kunsten) in juli 1941 om de ontslagen joodse fagottist Louis Salomons te mogen behouden, al was het maar voor tijdelijk. Het verzoek werd door het door departement afgewezen. 

Salomons had naast deze overvolle agenda ook nog kans gezien om aan een aantal concerten van hedendaagse kamermuziek mee te werken, getuigen aankondigingen van een Fransche Muziek avond en een Janáček herdenking beiden in het voorjaar van 1939.

In het Tijdschrift voor Hedendaagse Muziek van oktober 1940 wordt de bijdrage van de dan negentienjarige Salomons aan een uitvoering van het Trio voor fluit, klarinet en fagot van Willem Pijper uitbundig geprezen. Recensent Karel Mengelberg (geen familie van): de fagottist Louis Salomons – een rasechte artist – rijpt tot een voortreffelijk instrumentalist, zijn toon wordt zeer fijn, is zeker van intonatie en attaque. Ook fluitist Johan Feltkamp en klarinettist Johan van Hell – beiden niet de minsten – mochten delen in de lof.

We kunnen zonder overdrijving concluderen dat het Louis Salomons gelukt was om zich in de kortst mogelijke tijd met  zijn uitzonderlijke talent op te werken tot de hoogste muzikale kringen.

Hoe Salomons precies bij het Muzieklyceum terecht is gekomen, is trouwens niet helemaal duidelijk. Amsterdam had in die dagen twee professionele muziekopleidingen: het Conservatorium, dat nauwe banden onderhield met het Concertgebouw Orkest en het Muzieklyceum dat in de jaren twintig was opgericht en waar het accent meer op de hedendaagse muziek lag en waar ook aan amateurs lesgegeven werd. Deze opleidingen bestonden jarenlang naast elkaar hoewel de docenten vaak op beide scholen werkzaam waren. Het duurde tot 1975 tot er een fusie tot stand kwam die leidde tot de oprichting van het Sweelinck Conservatorium.

Vaststaat dat Kees Krom (1917-2000), de latere fagottist en contrafagottist van het Concertgebouw Orkest als leerling aan het Muzieklyceum wekelijks les van Salomons heeft gehad in de periode september 1942 en juni 1943. Zie verderop in deze post.

In ‘The Bassoon’, de vijfdelige fagot encyclopedie samengesteld door amateurfagottist Will Jansen valt te lezen dat Louis eens zonder repetities als solist moest invallen voor een collega die opgeroepen was voor de mobilisatie. Hij deed dat zo briljant, dat hij na afloop meteen een baan aangeboden kreeg bij het Muzieklyceum.
Welke collega het betrof, vermeldt Jansen helaas niet, ook niet welk stuk er gespeeld werd, noch waar en wanneer dit voorval plaatsvond. Het moet ergens aan het begin van het seizoen geweest zijn in september, misschien oktober 1939, aangezien de mobilisatie eind augustus van dat jaar inging. In de door brand beschadigde en daardoor onvolledige archieven van het Muzieklyceum is van deze gebeurtenis niets meer van terug te vinden.
Will Jansen was echter een goede vriend van Salomons; er is dus wel reden om aan te nemen dat er een grond van waarheid in deze anekdote zit.
Trouwens, die andere post voor fagotleraar aan het Conservatorium was al bezet door Salomons’ collega Thom de Klerk. Zoals gezegd onderhield het Conservatorium innige banden met het Concertgebouw Orkest: Veel orkestleden gaven er les zoals fluitist Barwahser en hoornist Sell. 

Het Joods Symphonie Orkest

Het kan bijna niet anders of Louis Salomons viel na zijn ontslag in een ‘zwart gat’. Van de ene dag op de andere was er een eind gekomen aan het drukke muzikantenleven waar hij zich zo met hart en ziel – en met zoveel succes – in had gestort. Het ontslag en vooral het wrede ervan, hoe zeer het ook in de lucht hing, moet hard aangekomen zijn.
Zijn huwelijk met Cootje Opdam had hem er niet voor kunnen behoeden. Het moet hem bitter gestemd hebben om te zien hoe zijn collega Thom de Klerk die met een joodse vrouw getrouwd was zijn huid wist te redden door de loyaliteitsverklaring van de Kultuurkamer te ondertekenen. Ook een aantal andere ‘vermaagschapte’ orkestleden tekenden de loyaliteitsverklaring. Als vertrouwenspersoon tussen het orkest en de bezetter werd de tweede fluitist Willem Clemens aangesteld. Clemens was een fanatiek NSB’er en in mei 1941 als voorzitter van de Vereniging Het Concertgebouw Orchest’ benoemd, overigens met instemming van de meeste orkestleden.

Pas in november 1941 kon Louis weer aan de slag bij het Joods Symphonie Orkest. Dit orkest was door de bezetter in het leven geroepen om de aftocht van de joodse musici uit de Nederlandse symfonieorkesten geruisloos te laten verlopen. 
‘Wat hadden die joden te klagen’, was de redenering, ‘er werd toch speciaal voor hen een apart orkest opgericht? Zo erg was het toch allemaal niet?’. Het was de typische Duitse aanpak waarin de joden langzaam maar zeker, stapje bij stapje uit de samenleving werden verbannen. 

Het Joods Symphonie Orkes werd gefinancierd met geld van de steenrijke joodse vatenfabrikant Bernard van Leer, die de bezetters een losgeld van enkele miljoenen guldens had betaald om met zijn familie en zijn circus het land te mogen verlaten. Hij zou zich na een enerverende tocht via Spanje en Cuba uiteindelijk in juli 1941 in de Verenigde Staten vestigen.
Van dat geld werd een klein deel gebruikt voor de werking van het orkest. ‘Goed, de salarissen van de musici zouden gevoelig lager zijn, maar het was toch beter dan niets?’
Louis Salomons werd aangenomen voor vijfentwintig gulden per week, een stuk minder dan wat hij bij het Concertgebouw Orkest had verdiend. En dat was al geen vetpot geweest2.

Het was een toporkest dat bestond uit ontslagen joodse musici uit de symfonieorkesten en uit de amusementswereld.
Het mocht echter alleen maar werken van joodse componisten spelen voor een joods publiek. De concerten vonden ’s ochtends of ’s middags plaats in de Hollandsche Schouwburg – men mocht immers ’s avonds niet meer op straat komen -, die vervolgens omgedoopt werd tot Joodsche Schouwburg.
Het eerste concert vond plaats op 9 november 1941, het laatste op 9 juli 1942. 

Er werden vijfenzestig concerten gepland, maar uiteindelijk zou het aantal concerten beperkt blijven tot vijfentwintig. Dat lag vooral aan de barre winter van 1941-42. Door een gebrek aan brandstof lagen de concerten met een enkele onderbreking stil tussen half januari en half april. Daarna kwam de programmering door Duitse tegenwerking moeizaam op gang.

Dat Salomons al gauw zijn draai vond in zijn nieuwe werkomgeving blijkt uit de opmerking van Louis van der Hek een van de altviolisten van het orkest. Hij kon zich vijftig jaar later in een interview in Vrij Nederland nog levendig voor de geest halen hoe hij wel had kunnen huilen om de twee fagottisten van het orkest, zo mooi speelden die. Hij doelde op Louis Salomons en de uit het Residentie Orkest ontslagen David Meijer (1910-1969). 

Salomons was ook fagottist van het Joods Amusements Orkest en het Nieuw Joods Kamerorkest. Dat laatste orkest had als vaste stek de sjoel in de Rapenburgerstraat 109 waar niet alleen een Joods studiecentrum gevestigd was, maar dat ook beschikte over een gehoorzaal die geschikt was voor gebedsdiensten en concerten. Cootje vertelt hoe zij op zondagmiddag aan de deur de toegangskaartjes verkocht, totdat haar dat als niet jodin door de politie verboden werd.

Dat haar Louis zich in korte tijd een vaste plek wist te verwerven in het joodse muziekwereldje blijkt ook uit zijn solistisch optreden met het Joods Kamerorkest op 19 januari en 22 februari 1942. Salomons speelde de Introductie en Potpourri van Carl Jacobi. De recensie in het Joodsche Weekblad door Louis van Strien (1899-1944) loog er niet om: de knappe fagottist Louis Salomons had dit elegante genrestukje met ware virtuositeit geblazen.

Het was duidelijk: de ster van Salomons was rijzende. Helaas hingen er een paar hardnekkige inktzwarte wolken in de lucht die zijn ster jarenlang aan het oog zouden onttrekken. 

  1. Zoltan Szekély (1903-2001) was in het seizoen 1940-1941 concertmeester van het Concertgebouw Orkest, maar moest daarna halsoverkop onderduiken toen bleek dat hij honderd procent joods was in tegenstelling tot wat hij eerder verklaard had. 
    Pas in 1970 bracht Hungaroton een grammofoonplaat van deze live radio-opname uit, waarop heel goed te horen is wat voor een muzikaal genie Szekély was, ondanks wat geruis en gekraak afkomstig van de originele glasplaten waarop de opname is gemaakt. ↩︎
  2. Niet veel later zouden de salarissen bij de Nederlandse symfonieorkesten bijna verdubbeld worden. Nationaal Socialistische Cultuur leverde een belangrijke bijdrage aan de Nieuwe Wereld en diende daarom goed beloond te worden, zo redeneerde men bij het DVK. De dagen dat musici er allerlei baantjes naast moesten nemen om niet van armoe te creperen, waren voorbij.
    In het seizoen ‘44- ‘45 tikte Salomons’ ex-collega De Klerk af op 4000 gulden per jaar. 

    ↩︎

Bronnen:

Stadsarchief Amsterdam
Pauline Micheels–Muziek in de schaduw van het Derde Rijk (Walburg Pers, 1993)
Historie en Kroniek van het Concertgebouw en het Concertgebouworkest (Walburg Pers, 1988)
Will Jansen–The bassoon (Frits Knuf 1978)
Dick Verkijk–Radio Hilversum 1940-1945 (Arbeiderspers, 1974)
Bianca Stigter–Atlas van een bezette stad (Atlas Contact, 2019)
Coen Stuldreher– De legale rest, gemengd gehuwde Joden onder de Duitse bezetting (Boom, 2007)
Joodsch Weekblad
Delpher
Joods Monument
Vrij Nederland 20 oktober 1991
Website: http://www.zuidelijkewandelweg
Website: joodsamsterdam.nl

Cootje Polak-Oud– Levensberichten
Interview en e-mailwisseling met Erik Krom 2023
Emailcorrespondentie met professor W.J.M. de Haan n.a.v. diens gesprek met Hansje Weisz jr oktober 2023

Dit bericht werd geplaatst in fagot, fagottist, Louis Salomons en getagged met , , , , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie