Feuilleton Louis Salomons 18: ‘Verrek, waar is ome Louis nou gebleven?’

Bij de tweeënvijftigste sterfdag van Louis Salomons

De langspeelplaat met opdracht die Louis Salomons aan zijn gastheer Jan van de Vegte cadeau deed
bij zijn laatste reis naar Nederland

Telkens wanneer Louis Salomons Nederland bezocht, logeerde hij bij zijn beste vriend Jan van de Vegte en diens familie aan de Prins Frederik Hendriklaan 29 in Naarden. Meestal bleef hij zo’n twee weken. Er was in het huis speciaal een zolderkamer voor hem ingericht, waar hij rustig kon studeren, want zijn fagot had hij altijd bij zich. Er was immers altijd wel een concert waarvoor zijn medewerking gewenst was. Regelmatig maakte hij ook van de gelegenheid gebruik om een bezoek te brengen aan Wilhelm Heckel de directeur van de gelijknamige fagotfabriek in Biebrich am Rhein, met wie hij graag discussieerde over mogelijke verbeteringen aan de fagot.

Waar en hoe Louis en Jan van de Vegte elkaar hebben leren kennen is niet bekend. We weten wel dat hun beide vaders hetzelfde beroep van elektricien uitoefenden. Het is mogelijk dat de twee via hun vader met elkaar in contact gekomen zijn.

Maar het is denk ik eerder op een andere manier gegaan. Jan van de Vegte was een getalenteerd dwarsfluitist. Hij had les van de bekende fluitist en componist Johan Feltkamp (1896-1962) die kortstondig (van september 1945 tot februari 1946) lid van het Concertgebouworkest was geweest en als zodanig een collega van Louis Salomons. 

Maar de echte link tussen Johan Feltkamp en Louis Salomons was diens vrouw Cootje Opdam. Zij werd door Feltkamp ontdekt eind jaren twintig tijdens een AJC bijeenkomst waar Feltkamp de muzikale activiteiten organiseerde. Hij ontdekte in die vrolijke fluitende Amsterdamse meid een groot muzikaal talent. Hij besprak met haar moeder en stiefvader de mogelijkheid om haar een beroepsopleiding te geven. Tot dan toe had Cootje allerlei ‘dienstjes’ gedaan om het karige gezinsinkomen aan te vullen. Het was armoe troef thuis, want haar stiefvader was gehandicapt en zat zonder werk. Men leefde van de bedeling. Na enig over en weer gepraat, kreeg Cootje haar ouders’ zegen en nu begon een totaal ander leven voor haar. Ze kreeg les van Feltkamp aan het Muzieklyceum (het toenmalige conservatorium) en hij regelde ook een instrument voor haar. Hoewel ze volgens haar zoon Peter Polak nooit haar studie heeft afgemaakt, genoot ze van haar nieuwe bestaan en was ze na enkele jaren goed genoeg om overal in het beroepscircuit te schnabbelen, tot aan het Concertgebouw Orkest toe. Ze werkte ook regelmatig mee aan allerlei kamermuziekconcerten en ze was samen met claveciniste Janny van Wering regelmatig op de radio te beluisteren. Niet slecht voor een meisje uit de Van Houweningenstraat driehoog achter in Amsterdam.

Het ligt voor de hand dat Jan van de Vegte met Louis Salomons in contact is gekomen via Cootje Opdam. Beide waren immers leerlingen van Johan Feltkamp en Cootje leerde Louis Salomons al aan het eind van de jaren dertig kennen toen ze eens een engagement bij het Concertgebouw Orkest had, waar de piepjonge maar al behoorlijk ervaren fagottist net aangenomen was. In de pauze ging hij een kopje thee voor haar halen en de rest is geschiedenis.

Tussen Jan en Louis ontwikkelde zich een diepe vriendschap die zou stand houden tot Salomons vroegtijdige dood in 1970. Wanneer Salomons in het land was en dat gebeurde steeds vaker dan liet hij nooit na om een bezoek te brengen aan de familie van de Vegte.

Voor de kinderen Peter en zijn vijf jaar oudere zus Marga was de komst van Salomons altijd weer een bijzondere gebeurtenis. Dat hun ‘ome Louis’ in zo’n ver en exotisch land als Mexico woonde, maakte zijn bezoek nog feestelijker. Niet alleen beschouwde Louis Jan als zijn beste vriend, hij onderhield ook warme contacten met de kinderen. Regelmatig stuurde hij ze een kaartje of een brief. 
En zoals dat een echte suikeroom betaamt nam hij altijd cadeautjes mee: een armband, een portefeuille, postzegels of de nieuwste grammofoonplaat waarop hij meespeelde. 

Dat Louis eigenlijk beter als een familielid van de Van de Vegtes beschouwd kan worden dan als een vriend, blijkt ook uit het feit dat dat hij een levensverzekering afsloot op de kinderen. Hij zag zichzelf als hun peetvader. Mocht hij een ongeluk in Nederland krijgen dan zouden zij een grote som gelds ontvangen zo vertelde hij Peter in een moment van loslippigheid. Tot groot ongenoegen van diens vader, die vond dat Louis dat nooit had mogen vertellen.
Na Louis’ noodlottig ongeval zorgde die levensverzekering dan ook nog eventjes voor opschudding. Hoe pijnlijk het ook was, Peter en Marja vroegen zich toch af hoe het nu zat met hun erfenis. Bij navraag bleek echter dat Louis de verzekering vlak voor zijn laatste reis geannuleerd had. Van een erfenis was geen sprake.

Om de noodlottige gebeurtenissen van de middag van de vierentwintigste december 1970 te reconstrueren beschikken we over de indringende getuigenis van Peter van de Vegte, op dat moment achttien jaar oud. De middag staat hem nog steeds in het geheugen gegrift.

Het begon er mee dat rond drie uur Louis zijn jas aantrok en aankondigde dat hij nog even een boodschap wilde doen. Hij was uitgenodigd door een andere vriend van hem, hoornist Hans Dullaert en diens vrouw om bij hen kerstavond door te brengen in Loenen aan de Vecht. De twee kenden elkaar uit Mexico waar Hans in 1969 een jaar in het Orquesta Sinfónica Nacional de Mexico had gezeten. Louis had er voor gezorgd dat Hans weer teruggegaan was naar Nederland toen er een vacature bij het Nederlands Kamerorkest was en Hans had er op zijn beurt weer geregeld dat Louis een engagement had gekregen bij datzelfde orkest voor enkele concerten in de week van Kerstmis. Ze spraken af dat Hans hem die middag rond een uur of vijf komen afhalen in Naarden.

Voordat Salomons op die noodlottige kerstavond van 1970 de deur uitging liep hij nog even de keuken binnen waar het traditionele kerstkonijntje zachtjes op een pitje stond te sudderen in de braadpan. Louis tilde het deksel van de pan en snoof goedkeurend de geuren op. ‘Wat ruikt dat heerlijk’ merkte hij op en met een ‘ik ben zo terug’ liep hij vervolgens de deur uit om wijn te gaan kopen. 

Dat moet iets voor half vier geweest zijn. Louis hoefde niet ver te lopen. Even de Prins Frederik Hendriklaan uit, bij de Thierenslaan rechtsaf, Rijksweg 1 oversteken, rechtdoor de Lambertus Hortensiuslaan in, na die eerst overgestoken te hebben en dan had je daar (nog steeds trouwens) na zo’n honderd meter een filiaal van wijnhandel Gall een Gall. Het was niet meer dan een kilometer.

Louis kocht twee flessen wijn en liep terug naar huis. Het was koud, mistig en vroeg donker die dag. Hij wachtte tot het voetgangerslicht bij de Rijksweg op groen was gesprongen en stak over. Hij was net over de helft van de weg toen hij werd geschept door een auto die met hoge snelheid door het rode licht reed komend uit de richting van Hilversum. 
Over de chauffeur meldt het proces-verbaal slechts dat het om een vierentwintigjarige kraandrijver uit Purmerend ging en dat diens snelheid uitgaande van het aantal meters dat Salomons was meegesleurd ongeveer negentig kilometer per uur bedragen moest hebben.

Louis bleef zwaargewond op het asfalt liggen. 
Gealarmeerd door de sirenes van politie en ambulance die tot in de Prins Frederik Hendriklaan hoorbaar waren, sprong Peter op zijn bromfiets om te gaan kijken wat er aan de hand was. Wat hij daar zag, overtrof zijn voorstellingsvermogen volledig. Louis lag in een vreemde houding midden op straat, midden in een plas van wat later wijn bleek te zijn, zijn been in een vreemde hoek gebogen. Zijn ademhaling was zeer onregelmatig en maakte een naar piepend geluid. Een arts was snel ter plekke en verleende eerste hulp, maar het mocht niet baten. Op weg naar het Diakonesseziekenhuis in Naarden overleed Louis Salomons. Het was bijna vier uur.
Peter was de laatste die hem nog levend had gezien, een overdonderend ervaring voor een jongen van net achttien jaar oud. Hij zou de afgrijselijke beelden zijn hele leven met zich meedragen.

Jan regelde de crematie van zijn vriend. Die vond plaats in Velsen op 29 december na aankomst van de trein van 14.25 bij halte Westerveld. Hij koos ook de muziek uit voor de herdenkingsdienst. 
Peter vond onlangs de grammofoonplaten terug met aanwijzingen van zijn vader over welke delen ten gehore gebracht moesten worden tijdens de plechtigheid. 
De bezoekers zouden verwelkomd worden met het eerste deel uit Beethovens vijfde symfonie, dan volgde het langzame deel van Webers fagotconcert in de uitvoering van Karl Bidlo. Dat was het concert waar Salomons zo veel succes mee had geoogst. De dienst zou besloten worden met het ontroerende Adagio uit het vioolconcert van Brahms in de uitvoering van Isaac Stern. 

De plechtigheid verliep zoals gepland de zaal was afgeladen, maar aan het eind van de dienst vond er toch een klein incident plaats. Peter en zijn zus zaten op de eerste rij pal voor de kist. Beiden waren onder de indruk van de gebeurtenis, want het was voor het eerst in hun leven dat ze een crematieplechtigheid bijwoonden. 
Peter zag uit zijn ooghoek dat de emoties zijn zus te machtig werden. Ze opende haar enorme handtas, door hem oneerbiedig ‘hutkoffer’ genoemd, boog zich er over heen en ging op zoek naar een zakdoek. Dat duurde even.
Verdiept in haar zoektocht als ze was, had ze niet in de gaten dat de kist langzaam geluidloos naar beneden zakte en onder het podium verdween. Nadat ze eindelijk haar zakdoek gevonden had, keek ze op en toen ze tot haar verbijstering zag dat de kist verdwenen was, sprak ze luid en voor iedereen hoorbaar de legendarische woorden: ‘verrek, waar is ome Louis nou gebleven?’ Peter die het allemaal had zien aankomen, kon zich niet meer inhouden en moest gierend van het lachen de zaal verlaten. Zo eindigde de trieste crematieplechtigheid voor een groot musicus toch nog met een vrolijke noot.

Jan van de Vegte ca.1950

Met dank aan Peter van de Vegte

Dit bericht werd geplaatst in fagot, fagottist, Geschiedenis, Louis Salomons en getagged met , , , , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie