Een groot fagottist

Bernard Garfield

Van fagottist Jesse Read die een paar dagen in het land was, kreeg ik een CD met, zoals hij het uitdrukte, zijn ‘inspeelprogramma’, bestaande uit werk van Bach, Kuhlau, Briccialdi en etudes van Bernard Garfield (foto). Een mooie pretentieloze CD, voor het eigen plezier gemaakt, waarop de etudes van Garfield voor mij als een verrassing kwamen: een goed bewaard geheim en een goed alternatief voor de lading Milde waar de fagotstudent nog steeds op getrakteerd wordt.

Garfield is helaas in de vergetelheid aan het raken, wat misschien ook logisch is als je de vijfentachtig ruimschoots gepasseerd bent. Maar het belang van Garfield voor de fagot kan niet genoeg benadrukt worden, omdat hij veel fagottisten beïnvloed heeft als orkestmusicus, solist, docent en componist. Hij was de solofagottist van het Philadelphia Orchestra in de tijd dat dit onder leiding van Eugene Ormandy wereldfaam verwierf. Er zijn nog talrijke plaatopnamen te vinden waarop Garfield te horen is. Je kan hem gerust de exponent van de Amerikaanse fagotschool noemen, een stijl waarbij efficiëntie centraal stond zonder in te hoeven leveren op het gebied van toonkwaliteit en volume. In tegendeel, Garfield beschikte in zijn gloriedagen over een prachtige ronde, sonore toon, die hij luid en duidelijk over het orkest heen wist te projecteren, dankzij zijn kleine, maar zeer veel trillingen producerende rieten. Ze stelden hem in staat om op een natuurlijke manier ademend en zonder zwoegend embouchure te musiceren. Hij was een toonbeeld van beheersing. En niet in de laatste plaats, hij was uitzonderlijk muzikaal.

Het is goed mogelijk dat die rieten en speelwijze uit nood werden geboren, want de omstandigheden waaronder gemusiceerd moest worden waren niet altijd optimaal (en zijn dat nog steeds niet). Veel concerten, weinig repetities, veel reizen. vaak slechte zalen (met uitzondering van de concertzaal in Philadelphia) en weinig sociale zekerheid. Musici stonden daardoor bloot aan stress en zochten naar methodes om de fysieke belasting van hun werk omlaag te schroeven. Bijvoorbeeld door meer aandacht aan hun houding en rieten te besteden en te zorgen dat ze technisch over een ruim surplus konden beschikken.

Hier te lande had men weinig waardering voor zijn genie net zomin als voor die andere grootheid Maurice Allard. Wat de boer niet kent, vreet ie niet.
Als leerling van een leerling van Garfield – Paul Csonka – werd ik niet zelden hartelijk uitgelachen om die kleine rietjes waarmee ik aankwam, maar ik ben altijd blijven volhouden dat ze lekkerder speelden en beter klonken dan die straffe surfplanken die bij ons en bij de buren in zwang waren. Op een enkeling na (Henk de Wit) ken ik geen Nederlandse fagottist die zich voor dat soort rieten interesseerde en daar ook op speelde.

Mijn voorspelling is nu dat door de komende bezuinigingen op de orkesten de werkomstandigheden daar verder zullen amerikaniseren: meer concerten, minder repeteren, verder uit de postcode concerten geven, slechtere arbeidsvoorwaarden, kortom meer werkdruk. Mocht die voorspelling uitkomen dan zou ik de laatsten der Mohikanen het advies geven toch nog eens naar Garfield te luisteren en te kijken (dat kan op Youtube). Hun overlevingskansen zullen er volgens mij aanmerkelijk door toenemen. En het klinkt nog geweldig ook!

Dit bericht werd geplaatst in Geschiedenis en getagged met , , , , , . Maak dit favoriet permalink.

Een reactie op Een groot fagottist

  1. Henk de Wit zegt:

    Leuk en goed stukje, er is natuurlijk een mooi lijstje te maken van de goede USA fagotspelers en hun opvolgers, b.v. Sol Schoenbach, John Miller, enz. enz.

    Like

Plaats een reactie